MX World

11/09/2013 16:29 - geplaatst door Marcel Dirks

Vanmiddag werd op het BK-circuit van komende zondag het team voor de Motocross of Nations officieel voorgesteld met een fotoshoot op en naast het circuit. Jeremy van Horebeek (MX2), Clement Desalle (MX1) en Ken de Dycker (MX Open) gaan er onze nationale kleuren verdedigen. In navolging van vele andere landen krijgt nu ook ons nationaal team een eigen naam: "The Belgian Red Knights" Thor it voor meer

  Team manager Joel Smets: “ Ik vond het een schitterend idee om in navolging van de andere nationale teams ook een naam voor onze nationale motorcrossploeg te lanceren. We ruilen onze gele kleuren in voor rood. De rode ridders op hun stalen ros ze dragen harnassen/helmen ... ze vechten hard maar hebben toch een hoog Willem Tell/fairplay gehalte ... en op ‘t einde winnen ze …   Elk jaar rijden eert Team Belgium een rijder die België vele successen kon schenken
Dit jaar is de felbetreurde Georges Jobé aan de beurt, Georges werd vijf keer wereldkampioen....   Wereldkampioen 1980, 1983, 1987, 1991, 1992 De eigenzinnige kampioen Vijf keer pakte Georges Jobé (geboren op 6 januari 1961) een wereldtitel in een GP-carrière die liep van 1979 tot en met 1992. Zijn eerste titel rijfde hij binnen in 1980, zijn vijfde en laatste in 1992. Jobé’s carrière vertoont een grillig verloop: topjaren wisselde hij af met mindere. En hij had ook af te rekenen met pech, veel pech. Een constante in zijn carrière was dat hij steeds zijn eigen weg koos, ook toen hij deel uitmaakte van fabrieksteams - en dat was niet altijd de gemakkelijkste weg. Jobé startte met motorcrossen toen hij veertien was. Hij week uit naar Nederlands Limburg om daar aan wedstrijden deel te nemen. In ons land was het niet mogelijk om onder de zestien aan de motorcrosscompetitie deel te nemen. In 1977 kwam hij in de BMB-gelederen als zestienjarige uit bij de junioren 250 cc en pakte direct het kampioenschap in die categorie. Het jaar erop werd hij opnieuw kampioen, nu bij de nationalen 250 cc. In 1979 startte hij bij de internationalen en proefde voor de eerste maal van de Grote Prijzen. Roger De Coster zag het talent van Jobé en zorgde er voor dat hij in het fabrieksteam van Suzuki kwam. Een echte teamplayer was Jobé niet te noemen. Hij weigerde bijvoorbeeld met de hele équipe mee te gaan op trainingsstage. Jobé hield graag de touwtjes zelf in handen en had zelfs geen manager om zijn belangen te behartigen. Dat deed hij aanvankelijk samen met zijn zus. Zijn aanpak leverde hem in zijn eerste volledige GP-seizoen direct de titel in de 250 cc klasse op. De twee volgende jaren moest hij zijn meerdere erkennen in Neil Hudson (1981) en Danny Laporte (1982). Eigenlijk wonnen die twee niet de titel, Jobé verloor die ondermeer door blessures die hij bij nationale wedstrijden opgelopen had. Vooral in 1981 waren de druiven zuur voor de Luikenaar omdat hij als enige Suzuki-fabrieksrijder op moest tornen tegen een combine van Yamaha-rijders (met Hudson als uiteindelijke winnaar). In 1983 nam hij revanche en werd voor de tweede maal wereldkampioen 250 cc. Maar aan het einde van het jaar besloot Suzuki het fabrieksteam op te heffen. Jobé stond op de keien, klopte bij diverse fabrieken aan, maar kreeg nul op het request. Kawasaki gaf hem tenslotte een 500-cc motor; maar hij moest wel zijn eigen team opzetten. Jobé klasseerde zich in 1984 verrassend als tweede en kreeg als beloning een contract voor 1985 en 1986. Het boterde evenwel niet tussen hem en de teamleiding. in 1987 ging hij daarom weer zijn eigen weg. Hij kocht een Honda-productiecrosser en bleek daarmee sterker dan de fabrieksrijders. Dat hij in 1987 de titel won, mag een wonder zijn, want in het begin van dat jaar blesseerde hij zich zwaar. Jobé deed in 1988 een verrassende zet: hij besloot naar de 125 cc klasse over te stappen in een poging de eerste rijder te worden die in de 125 cc-, 250 cc- en 500 cc-categorie wereldkampioen zou zijn. De gok pakte verkeerd uit - de 125 cc klasse lag hem niet - en Jobé was in 1989 weer terug als privérijder in de 500 cc klasse, met ex-crosser André Malherbe als teammanager. Het jaar erop probeerde Jobé de titelstrijd aan te gaan met een eigen project: een 500 cc-Yamahablok in een 250 cc-frame. Dat werd geen succes. Toen Eric Geboers in 1991 stopte, zocht hij een rijder voor zijn team dat over fabrieks-Honda’s beschikte. Jobé huurde de motoren van Geboers, trainde keihard, begon als outsider de titelstrijd en won het 500 cc kampioenschap. Hij prolongeerde de titel in 1992 om er aan het einde van dat seizoen mee te stoppen. De liefde voor de motor was er nog wel, maar de wedstrijden en de opgelopen blessures waren er teveel aan. "Als je nu een paar onderdelen bij mij verandert, ja dan...," zei hij in die periode. "Het eerste jaar zonder Grote Prijzen was frustrerend. Ik voelde me nog redelijk goed en alle wedstrijden die ik buiten de GP's reed, won ik. Dat wilde zeggen dat ik nog altijd wereldkampioen kon worden. Dàt maakte het frustrerend. Maar van de andere kant heb ik een tevreden gevoel: ik ben langs de voordeur vertrokken."   Na een rustjaar kwam hij in 1994 terug als teammanager en deed dat drie jaar. Hij bleef bij de motorsport betrokken, nam deel aan strandraces en monsterrally’s als Paris-Dakar en Paris-Peking. In 1998 probeerde hij het in de autosport en in 2000 was hij organisator van de Grand Prix-motorcross op Fancorchamps. In 2007 kwam hij hard ten val in een wedstrijd in Dubai en raakte enige tijd gedeeltelijk verlamd.   Over zijn titels zei hij eens: “Niets kan een titel vervangen. Zelfs geen geld. Morgen kan ik zonder één cent op straat staan, maar ik heb dan nog altijd die titels. Ik ben redelijk bekend, bekender dan ik dacht. Als je bezig bent met de GP's dan realiseer je je dat niet. Pas toen ik gestopt was, bleek hoe populair ik was. Ik heb alles aan motorcross te danken, de mooiste ervaringen, de successen en de tegenslagen. Wat ik in 20 jaar heb kunnen beleven, kan een gewoon mens maar in 50 jaar doen.” Georges verloor in 2012 zijn laatste ongelijke strijd tegen kanker.